Ten aanval deel 2

Ruïne kasteel anno 1841
GAW Beelddocumenten R.O. 1302

De Nederlandse Opstand is met het sluiten van de Vrede van Münster op 15 mei 1648, beëindigd. De Republiek der Verenigde Nederlanden wordt erkend als een soevereine staat. Het Land van Weert blijft deel uit maken van de Zuidelijk Nederlanden, en valt onder de Spaanse koning.

In de vorige aflevering van deze serie is de aanleiding van de Oostenrijkse successieoorlog en de gevolgen voor Weert beschreven. Een geallieerde leger, bestaande uit Engels, Staatsen en Oostenrijkse troepen zijn in Peer (B) rond 1702 gelegerd. Er wordt een aanval op Weert voorbereid.
Het het 15de eeuwse  kasteel aan de Biest in Weert, de voormalige hoofdzetel van de onthoofde Philips de Montmorencey, Graaf van Horne, Heer van Weert, ligt er op dat moment nog redelijk ongeschonden bij.

In het kasteel is een Zwitsers garnizoen van circa honderd man onder leiding van de Franse commandant De Chamfort aanwezig.
Op 14 augustus 1702 trekt de Staatse luitenant Jobst von Scholten met vier bataljons en tweehonderd cavaleristen vanuit het Belgische Peer naar Weert. Hij plaatst meerdere kanonnen op de wallen van de stad richting het kasteel aan de Biest. Dat is het slechts te verdedigen gedeelte van het kasteel.
Hij  bombardeerde op 16 en 17 augustus de zware muren van kasteel. Von Scholten deed er alles aan om de stad niet te beschadigen, maar daarvoor eiste hij van de burgemeesters een gift van 100 pattacons.

Tegen de verwachtingen in, blijkt het kasteel behoorlijk bestand tegen de kogels uit de kanonnen. Toch ontstaat er brand en de graanvoorraad van 350 malder wordt vernietigd.

De magistraat schreef: allen welck coren op den 16 en de 17 dezer voors. maendt augusti door het bombardement ende beschieten vaant voors. casteel met het selven casteel teenemael ofte geheelijck in eenen schroomigen brandt is worden verbrandt en de geconsumeert.

Vanwege de brandende gebouwen gaf De Chamfort zich over en kwam Weert in handen van de geallieerden. De Zwitsers werden afgevoerd naar Roermond.
De ruïne van het verbrande kasteel bleef tot in 1703 onaangeroerd liggen. In dat jaar besloot de Raad van State van de Republiek (der Nederlanden) om de muren van het kasteel te verlagen tot een hoogte van 3,80m. Over de herstelwerkzaamheden van het kasteel en de vesting (de wallen) werden tot in 1705 vergaderingen gehouden maar dat leidt niet tot een aanbesteding. Het plan om de muren te verlagen, werd nooit uitgevoerd vermoedelijk vanwege de dikte van de muren, die soms wel 2,80m. bedroeg.
De ruïne blijft dan circa anderhalve eeuw min of meer onaangetast. Wel gebruikt menig inwoner van de stad restanten voor de bouw van zijn of haar huis.

In 1841 koopt de toenmalige burgemeester Louis de Beerenbroeck de ruïne. Hij laat op de resten een herenhuis bouwen dat medio 2022 nog steeds als woonhuis in gebruik is.

Jean Coenen (1956 – 2010), schrijver ‘Op de Keper beschouwd, Een geschiedenis van Weert deel I en II’;

Jacques Verstraelen (1934 – 2017) Voormalig docent klassieke talen Bisschoppelijk College, vrijwilliger Gemeentearchief Weert;

Theo Schers, Gemeentearchief Weert (gepensioneerd medewerker)

Bron

Gepubliceerd VIA Weert rubriek 'Van Nul tot nu' woensdag 10 augustus 2022