Kasteel onder vuur

Tekening van het "voormalig kasteel Weert" van de gebroeders Das
GAW Beelddocumenten 4727

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) schreef de Spaanse luitenant Bernardino de Mendoça een uitvoerig verslag van een beleg in 1572 van het Weerter kasteel, dat hij zelf meehielp te verdedigen.
Daarin onder meer dit relaas: "De opstandelingen zonden een trompetter die de overgave van het kasteel eiste. De kruisboogschutters begroetten hem met een pijlenregen, waardoor hij gewond raakte. Die nacht namen de opstandelingen de voorburcht in, waardoor De Cayas [de Spaanse gouverneur van Weert] zich moest terugtrekken op het kasteel. De brug en de voorburcht werden vervolgens door zijn soldaten in brand gestoken. De opstandelingen probeerden het kasteel aan te vallen, maar De Cayas verdedigde zich zo goed, dat de vijand grote verliezen leed. Tijdens een van de aanvallen probeerden vier Walen, die zich in een toren bevonden, contact te krijgen met de vijand. Zij beloofden de volgende dag de poort bij de tuin te openen. Eén van de soldaten had gezien hoe de soldaten een briefje van de toren gooiden naar de vijand. Prompt beschuldigde De Cayas deze Walen van verraad. De aanstichter werd ter plekke gewurgd. De opstandelingen bleven het kasteel twee dagen lang onder vuur nemen. Met twaalf stuks geschut beschadigden zij de torens van het kasteel."

Dikke Graaf Jacob, gericht op het voormalig kasteel aan de Kasteelssingel medio 2018
Gemeentearchief Weert, niet digitaal beschikbaar

Met opstandelingen bedoelt De Mendoça Waalse huurlingen onder leiding van Willem van Oranje, die rond 26 augustus 1572 vanuit Roermond richting Weert trokken. Op 27 augustus 1572 veroverde Willem van Oranje de stad.

Historicus Jean Coenen (1956 – 2010) schrijft in ‘Op de keper beschouwd, Een geschiedenis van Weert 1568 – 1815 deel 2 , pag. 81 – 83’ hier verder over:

"Ook schoten de opstandelingen projectielen in de stad, waarmee zij de strooien daken van de huizen in brand kregen. De stadspoorten probeerden zij eveneens in brand te steken. De stadspoorten probeerden zij eveneens in brand te steken. Ondertussen kregen de soldaten in het kasteel gebrek aan voedsel en munitie. Er was hulp gevraagd in Maastricht, maar de compagnie infanteristen die naar Weert trok had geen extra voedsel of munitie bij zich. Zij moesten onverrichter zake terugkeren naar Maastricht. De aanvallen bleven echter door gaan
De huurlingen van Willem van Oranje verbaasden zich over de moed en inzet van De Cayas, diens mannen en zelfs enkele vrouwen van soldaten. Aan de zijde van de opstandelingen vielen veel doden en gewonden. Uiteindelijk gaven zij de strijd nar 40 dagen op, Zij hadden ongeveer 8000 man daarbij verloren. De aftocht kwam om het juiste moment, aangezien De Cayas nog maar zes pond kruit ter beschikking had. Zijn manschappen hadden zich in leven gehouden door acht paarden te slachten. Binnen zijn garnizoen waren slechts acht soldaten gedood.

De stad was er relatief goed vanaf gekomen, want het was niet ongebruikelijk dat bij een belegering of verovering van een stad, soldaten van het garnizoen en de bevolking werden uitgemoord. Omdat het garnizoen in 1572 op het nippertje stand had gehouden, kwam de belegeraar niet tot de gevreesde moorpartijen kwam er relatief goed vanaf."

Door de extra belastingheffingen en de kosten van de inkwartieringen van soldaten raakte de stad diep in de schulden. Geldleningen moesten uitkomsten bieden. In het Oud – Administratie Archief Weert bevindt zich een akte met zegel uit 1588 van koning Philips II van Spanje. In de akte verleent hij aan het bestuur van Weert de gunst de schulden aan de inwoners van Venlo niet te hoeven te betalen zolang Venlo zich niet met de koning heeft verzoend.

Theo Schers
Gemeentearchief Weert

Mede auteur Jacques Verstraelen (1934 – 2017)

Bron

Gepubliceerd woensdag 6 juli 2022 VIA Weert rubriek Van nul tot nu