Sinds het begin van de Nederlandse Opstand (1568 – 1648) wordt Weert geteisterd door invallende troepen. Zowel het Staatse leger (onder leiding van Willem van Oranje) als het Spaanse leger (onder leiding van de Hertog van Parma) veroveren en heroveren regelmatig de stad. Daarbij worden bezittingen in beslag genomen, maar wordt er ook geplunderd en vernield. En dan is er ook nog de kwestie van de inkwartiering.
Wie draait op voor de kosten? Als de besluitvorming niet vlekkeloos verloopt en ook de Weertenaren onderling het er niet over eens worden dan komt het tot een proces.
Jacques Verstraelen (1934 – 2017) heeft in de archieven van het Gemeentearchief Weert hiervan een aardig voorbeeld gevonden.
De schepenen van Weert doen op 23 september 1577 een uitspraak in het proces dat Jan (Litman) in de Ster, herbergier in het pand aan de Markt waarin anno 2022 ‘Brasserie D’Oude Markt’ is gevestigd, heeft aangespannen tegen Hein Ketelbueters. Jan woont aan het begin van de Maaspoort, aan de rechterzijde vanuit de stad gezien. Ketebueters bezit daar een bovenmodaal huis en verder bezit hij 3 ¾ bunder land ( = ruim 3 ¼ ha.), ook meer dan de gemiddelde Weertenaar. Na de Spaanse Furie in Antwerpen, die begint op 4 november 1576 - aantal doden 6.000 à 7.000 en na drie dagen is men nog bezig de buit op karren te laden –, stroomt het Spaanse leger uit over de Zuidelijke Nederlanden.
Dat heeft Hein Ketelbueters geweten. Op zekere dag eisen 42 ruiters, Spanjaarden en Italianen met 32 paarden, onderdak in zijn huis, omdat de stadspoorten gesloten zijn. Als die weer opengaan, wordt hij door de soldaten gedwongen hen naar de herberg 'In de Ster' te leiden en voor de verblijfkosten (acht à negen nachten) aldaar op te draaien. Intussen hebben de ruiters 18 malder haver meegenomen en daarbij hooi en stro.
Met Jan in de Ster komt hij voor de kosten van dat verblijf een bedrag van 151 gulden overeen, maar Hein heeft nog steeds niet betaald. Daarom heeft Jan in de Ster besloten hem te panden [panden : beslag leggen op een goed ter executie].
De tweede burgemeester Reijnder Hollender getuigt dat de huisvrouw van Hein Ketelbueters bij hem is komen schreien en klagen en dat hij toen tot haar gezegd heeft “sij en sol daerbij geenen schaede hebben ende dat die Ruijter die in den Ster geforeert [fourageren] waren hem gedrongen hebben tot voor de gouverneur (van de stad), und dat der gouverneur totten burgemeester sacht: geefft der vrouwen soe veel gelts dat sij geenen schaade en heefft, welck hij beloefft heefft."
Inderdaad heeft het stadsbestuur gepoogd Hein Ketelbueters te ontlasten. Het wijst Jan Nauwis aan om 16 paarden en 15 personen op te nemen, maar dat is niet gebeurd. Jan in de Ster heeft op dezelfde avond dat de ruiters bij hem binnen kwamen “meer als hondert gulden schaede geleden heeft und dat hij Merten Soudmans (anno 2022 De Soos aan de Markt) noch meer dan 60 kannen wijns schuldich is, die hem die ruijter affgedroncken hebben.”
De uitspraak van de schepenen houdt in dat Hein Ketelbueters zich aan het akkoord moet houden dat hij met Jan in den Ster gesloten heeft. Dus hij zal de 151 gulden moeten betalen.
Quod scriptum, scriptum est [wat ik geschreven heb, heb ik geschreven] Een nogal formalistische benadering!
Jacques Verstraelen (1934 – 2017)
Bron
Gepubliceerd woensdag 13 juli 2022 VIA Weert rubriek Van nul naar nu