In 1717 werd in Weert de eerste bedelvoogd of bedeljager benoemd op aandringen van graaf Königsegg, die de keizer vertegenwoordigde in de Oostenrijkse Nederlanden bij de machtsovername na de Spaanse Successieoorlog Deze functionaris, ook wel rode roede genaamd, ging steeds gewapend met een geweer op pad en had tot taak de illegale bedelaars en landlopers te arresteren of te verdrijven. Vanwege de armoede had de bedelarij grote proporties aangenomen. Gedurende vrijwel de gehele achttiende eeuw was er in Weert zo’n functionaris. De maatregelen tegen de bedelarij haalden weinig uit. Het aantal bedelaars bleef toenemen.
Aanvankelijk ontving de rode roede jaarlijks 40 gulden ten laste van de buitenburgemeester. Later werd de uitkering verhoogd tot 48 gulden. Van het armenbestuur ontving hij jaarlijks anderhalve malder rogge. Bovendien werden zijn kleding en schoeisel betaald door de buitenburgemeester en kreeg hij een vergoeding voor het onderhoud van zijn hond. Jaarlijks werden de onkosten vermeld in de burgemeestersrekeningen. Er wordt een post in de rekening van 1718/19 getoond.
Oud-administratief Archief, inv. nr. 1025, folio 6