In 1296 bevestigde Aert, graaf van Loon, een overeenkomst tussen zijn leenman Gosen van Born, heer van Bocholt, en Willem van Horn, heer van Weert, over het aftappen van water uit de Aabeek ten behoeve van een beek naar Weert. De afvoersluis in de Aabeek iets voorbij de Nedermolen van Bocholt, net onder de jurisdictie van Bree, had de grootte van een "biecaer" of bijenkorf. De sluis zelf werd het “caer” genoemd. Het water was nodig voor de gracht rondom het versterkte huis van de heer van Weert. Later was het ook nodig voor de grachten rondom de stad en voor de wolnijverheid.
De kaart laat de loop van de Bocholterbeek in de zeventiende eeuw zien. Links bovenaan stroomt de Aabeek. Onderaan in het midden ligt Weert. In het midden zien we het Wijffelterbroek. Via “troggen” en andere “kunstwerken” werd het water naar de stad geleid. Via het ‘caer’ werd het water voor de Bocholterbeek onttrokken aan de Aabeek. Nog in het begin van de twintigste eeuw waren er geschillen tussen de stad Weert en particulieren over het onttrekken van water aan de Bocholterbeek.
Nieuw Archief Gemeente Weert, 1795-1920, inv. nr. 1361.