Al twee eeuwen verdeelt een langgerekte waterweg het Weerter land in tweeën, in een deel westelijk en oostelijke ervan. Geredeneerd vanuit de stad woont menig Weertenaar over ’ut knaal’, zo heet het in de volksmond voor de bewoners van onder andere Boshoven en Laar. In die twee eeuwen verschenen langs deze waterweg, de Zuid-Willemsvaart, de nodige bedrijven en fabrieken, was hij plek van vertier, een plas om te spelevaren, een visplek, zwemlocatie of, en dat komt tegenwoordig niet meer voor, een ijsbaan. En in de Tweede Wereldoorlog drukte de waterweg zijn stempel op de militaire operaties van 1940 en 1944. De Zuid-Willemsvaart heeft onbetwist zijn stempel gedrukt op het leven van de Weertenaren.
Voor de eerste aanzetten tot dit kanaal moeten we teruggaan naar het begin van de 19e eeuw. In 1803 kwam Napoleon met een plan voor een waterverbinding tussen de haven van Antwerpen en de Rijn. De redenen voor een dergelijke groots plan lagen op het economische en militair-strategische vlak. Zodoende gingen duizenden arbeiders in 1809 ten westen van Weert aan de slag met het graven van het ‘groot canaal van het noorde’; het ‘Grand Canal du Nord’ zoals het later bekend werd.
Aanvankelijk waren de Weertenaren niet erg blij met dergelijke plannen. Nog voor het voordeel van een dergelijke waterweg doordrong en zich langs de waterkades bedrijven vestigden, zag men toch vooral negatieve aspecten. (Een bekend trekje van de Weertenaren?). Een aantal mensen verloor immers hun eigendom. En een tochtje naar het westen (vooral in het buitengebied) ging ineens heel wat langer duren. (Want het kon toch niet zijn dat er voor iedere doorsneden weg een brug zou komen?.) Vooral voor boeren betekende het kanaal een moeizamer transport van en naar hun akkers en weidelanden. Er kwamen officiële schrijfsels waarin de locale magistraat verzet tegen kapwerkzaamheden de kop probeerde in te drukken. In 1810 al staakten de werkzaamheden. Maar resultaat was wel dat er nu een langgerekte diepe kuil door het Weerter land liep. Het water moest bovendien nog komen. Dat kwam er een aantal jaren later toen Willem II er alles aan gelegen was om een betere transportverbinding tot stand te brengen met het ‘diepe’ zuiden.
In 1822 werd een begin gemaakt met de aanleg van de naar hem genoemde Zuid-Willemsvaart, die liep van Maastricht naar den Bosch. De langgerekte kuil bij Weert werd in het tracé meegenomen. Het kanaal was op dat moment met een lengte van 122,5 kilometer het langste kanaal van Nederlands. Het telde 21 sluizen om het hoogteverschil van 40 meter tussen Maastricht en den Bosch goed te maken, 35 bruggen en aanvankelijk ook nog negen veerponten waarvan er één lag bij de Biest. Het kanaal was 2 meter diep en had een bodembreedte van 10 meter. In het Weertse lagen er drie bruggen: de Beekpoortbrug, de latere stadsbrug, één sluis (nr. 16) en één spoorbrug. In 1867 werd de veerpont bij de Biest vervangen door een brug.
In de tweede helft van de 19e eeuw kwamen langzaam de eerste bedrijven en industrieën; vaak op initiatief van ondernemers van ‘buiten’. De Duitser Jacob Trumm begon een pijpenfabriek en zijn landgenoten, de gebroeders Frencken, een kleefstoffenfabriek. In het begin van de 20e eeuw volgden de meelfabriek van de gebroeders Van de Venne (nu Meneba) en de gebouwen van L.L.T.B. (het ‘Landbouwbelang’). Ook kwamen er bedrijven van Weerter ondernemers, de scheepswerf van Driessens, de Werthabrouwerij van Mathijsen en de brandstoffenhandel van Van Aubel. Ook de gemeentelijke gasfabriek vond vanwege de aanvoer van kolen via het water een plek langs het kanaal. Later verrezen bedrijven als de Lucifersfabriek, Philips, de Globe en Weegels Betonbouw langs de waterkant.
Veel van deze bedrijven zijn inmiddels weer verdwenen en is het kanaal, mede door de te beperkte vervoerscapaciteit van de vaarweg geen belangrijke vervoersweg meer, uitzonderingen daargelaten. Maar het kanaalgebied gonst desondanks van activiteiten. Woonblokken en appartementencomplexen verrijzen op de plekken van de oude fabriekscomplexen. Ook op het gebied van transport zijn er nieuwe ontwikkelingen vooral wat betreft het containervervoer. Dat zou een opleving betekenen voor een waterweg die, zoals gezegd, de laatste 200 jaar de geografie van het Weerter land mee bepaald heeft en daarmee ook in zijn geschiedenis heeft ingespeeld.
Vanaf 16 oktober tot en met 16 januari 2011 organiseert het Erfgoedclusteren expositie in Gemeentemuseum De Tiendschuur die de geschiedenis van deze Zuid-Willemsvaart belicht. Met de titel ‘Nijver aan het water. De Zuid-Willemsvaart en Weert’ worden voorwerpen en archiefstukken getoond die zowel het kanaal als de erlangs gevestigde bedrijven betreffen.
Theo Schers
Erfgoedcluster Weert
Land van Weert katern Typisch Weert rubriek Toen en noow 24 oktober 2010